Het was vijf jaar geleden dat Harry van Kemenade, 53 jaar, gescheiden, redacteur van een regionaal dagblad, bij het pannenkoekenhuis in Meijendel een kaartje kocht voor een vogelexcursie.
Het was uitzonderlijk dat Harry meeging. Hij ergerde zich aan geklets in een groep en ging liever alleen op pad. Hij genoot van het ontwarren van het geluid van die ene vogel uit de kwetterkluwen.
De meidoorns waren witgebloesemd. Er hing een liefde voor het leven in de lucht en Harry hoopte een vrouwelijke vogelaar te ontmoeten. De passie van vogels kijken verving uiteindelijk niet het gemis aan genegenheid en geborgenheid die een vrouw kon bieden. Harry was tien jaar geleden kinderloos gescheiden en er waren sindsdien geen armen om hem heen geslagen.
De gids van de excursie stond bij de plattegrond van het natuurgebied en grijnsde. Zijn ogen lagen diep en waren in de ochtendschemering niet te zien. Zijn neus stak scherp naar voren en kromde als de snavel van een adelaar. Harry dacht een ogenblik dat het beter was om toch niet mee te gaan, omdat de vogeltronie van de gids hem een onbehaaglijk gevoel gaf. Maar het flitste slechts door zijn gedachten en hij kon het niet verder motiveren.
Er voegde zich nog een vrouw toe aan de groep. Haar lange krullende haar maakte Harry verlegen. Allen kwamen in beweging en liepen zwijgend achter de gids aan.
Er waren vele vogelgeluiden en Harry genoot. Het roekoe...koe koe koe van een houtduif klonk. Harry had hem al snel in zijn kijker en was onder de indruk van de wijnrode borst van deze trotse vogel.
Het zweet was hem uitgebroken bij de aankoop van zijn kijkglas, een groene Swarovision van ruim 2000 euro. Maar hij merkte nu dat het genot van het spotten groter was geworden. Het metalige ping-ping van het baardmannetje trok Harry’s aandacht. Het was een vrouwtje, want het kleine vogeltje met het typische silhouet door de lange staart had geen zwarte baardstreep.
De gids hield de groep staande bij een houten uitkijktoren. Hij fluisterde zonder zijn lippen te bewegen. Het geluid leek uit zijn neusgaten te komen. Harry maakte uit het gesnuif op dat de toren de meest geschikte plek was om de brilduiker te zien. Verderop, in een meer, was een aantal neergestreken. Wandelend dichterbij komen zou ze verjagen. Vanuit de toren was er tussen de bomen door net zicht op het water.
Harry vreesde de hoogte, maar hij wilde niet als enige wachten, terwijl de anderen de late wintergasten bekeken. Hij sprak zichzelf goede moed in en liep de trap op.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten