dinsdag 17 januari 2012

Huis aan het spoor

Het huis staat aan het spoor. Elk kwartier dendert een trein langs en trilt het. Harrie heeft vaak gekeken, maar nooit gezien dat de trein mensen vervoert. Het gaat te snel om een detail, als een mens, te onderscheiden. Harrie laat de rolgordijnen dicht, want hij kan de zon niet verdragen. Het licht is teveel.

Sinds zijn moeder is overleden, woont hij alleen. Zijn vader leeft nog, maar heeft zijn moeder verlaten toen Harrie drie jaar was. De postbode zegt dat hij schrijver is, dat hij leeft voor de letteren en dat hij daarom zijn gezin heeft verlaten. Hij is succesvol en een voorbeeld voor andere schrijvers.

Harrie voelt zich niet goed. Gisteren zei de postbode dat hij er slecht uitzag.
‘Je moet eens naar buiten,’ had hij gezegd.
Vandaag heeft hij een onaangenaam gevoel in zijn borst. Het is alsof iets hem besluipt. Alsof iets op hem drukt. Vannacht werd hij wakker, happend naar lucht. Hij was bang dat hij dood ging.

De huisarts komt langs, gealarmeerd door de postbode. Hij vraagt of het onaangename gevoel erger wordt als Harrie de trap oploopt. Hij pakt een stethoscoop uit zijn tas, houdt een uiteinde tegen de borst van Harrie en luistert met ingehouden adem. Dan legt hij het ding weer in zijn tas, klikt deze dicht en zegt:
‘Ik denk dat het verstandig is als je naar het ziekenhuis gaat. Het zou je hart kunnen zijn.’

‘Zo is het genoeg geweest. Komt u morgen nog eens langs? Dat lijkt mij beter,’ zegt Harrie. De huisarts is even van slag, maar herpakt zich en zegt op indringende toon:
‘Als je vandaag niet naar het ziekenhuis gaat, hoef ik je morgen niet meer te bezoeken.’

Harrie loopt naar de gang.
‘Nee, het is genoeg geweest. In het ziekenhuis word ik geopereerd. Dan nemen zij m’n hart eruit en als iemand anders het dan nodig heeft, ben ik het kwijt.’
De huisarts loopt ook naar de gang.
‘Dat is niet zo. Niemand gaat je hart eruit nemen,’ zegt hij.
Harrie loopt naar de deur en staat met de klink in zijn hand.
‘Dat weet u niet. Het is beter als u morgen nog eens komt. Dan luistert u nog eens. En misschien is het dan anders.’

De huisarts kijkt op zijn horloge. Hij moet nog meer bezoeken aflegge en hij kan nu niets doen. Morgen kan hij opnieuw beginnen en Harrie langzaam ervan overtuigen dat hij naar het ziekenhuis moet.
‘Neem vanavond en morgenochtend dit poedertje in. Dat is goed voor je hart. Ik kom morgen weer.’
Harrie neemt de twee zakjes aan en opent de deur. Beiden knipperen met de ogen door het felle licht. De huisarts stapt naar buiten en Harrie sluit meteen de deur.

De volgende dag reageert Harrie niet op de deurbel. De huisarts heeft nog een sleutel, van toen Harrie’s moeder ziek was. Hij opent de deur en loopt naar binnen. Het zonlicht schijnt oorverdovend fel in het hele huis. Alle rolgordijnen zijn omhoog. De huisarts loopt door alle kamers, maar geen spoor van Harrie. Dan trilt het huis. Door het raam ziet de huisarts de trein voorbij denderen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten