Het was na vijf jaren. Harry was nog altijd niet geslaagd in de liefde en op de krant wilde ze hem met vervroegd pensioen sturen. Hij was weer in Meijendel door een aankondiging in het tijdschrift van de vogelbescherming van een excursie door een gedeelte van het natuurgebied dat de laatste vijf jaar niet meer voor publiek toegankelijk was geweest. Het was een unieke gelegenheid om vogels te kunnen bekijken die zo lang met rust waren gelaten.
Toch twijfelde Harry toen hij een kaartje kocht. Hij had zichzelf beloofd nooit meer met een groep mee te gaan. Maar zijn nieuwsgierigheid naar de vogels was sterker.
De meidoorns stonden wit te bloeien. Het was nog vroeg, maar in de lucht trilde de belofte van een heldere dag. Harry herinnerde zich dat hij vijf jaar geleden op dezelfde plaats hoopte een geschikte vrouw te ontmoeten. Hij lachte stil om zichzelf. Die gekkigheid had hij afgezworen en dat was een bevrijding. Zijn leven kon goed zonder een ander. Zijn blik was voortaan alleen maar naar boven gericht, speurend naar veren.
Zijn innerlijke gegiechel verstomde toen hij een vochtig blazend geluid hoorde dat de groep naderde. Uit de optrekkende mist kwam de gids van vijf jaren eerder tevoorschijn. De man met het vogelgezicht liep recht op Harry af. Harry’s lijf verstijfde toen hij zag dat de gids hem een verrekijker aanreikte. Zijn verrekijker, de dure Swarovision die hij vijf jaar geleden had laten vallen. De gids grijnsde. Harry’s mond viel open. Zijn rechter hand bewoog langzaam en pakte het toestel. De groep zette zich in beweging. Harry weifelde, maar vond zichzelf een aansteller als hij om dit voorval niet zou meegaan.
De wandeling bood vele ontdekkingen en Harry wist al na een paar minuten dat dit de vogelexcursie van zijn leven was.
De groep hield stil bij een uitkijktoren. Harry keek omhoog en zag zichzelf staan, vijf jaren geleden, in ontzetting starend naar zijn vallende verrekijker. Hoe was het mogelijk dat het ongeschonden was gebleven na een val van zo’n grote hoogte?
De gids schraapte dat een groep grauwe ganzen aan de oevers van het meer broedde. En dat ze goed te bezichtigen waren vanaf de toren. Het was alsof iemand tegen Harry duwde, alsof iemand hem ervan weerhield naar boven te gaan. Maar Harry wilde de buitenkans om de zeldzame gans te zien niet laten lopen. Stroperig steeg hij de trap op.
Bovenaan de trap bleef hij staan. Hij keek door zijn verrekijker, maar kreeg het meer niet in zicht. Hij moest naar het hek om de ganzen te kunnen zien. Hij schuifelde en greep het hek vast. Zijn adem stokte. De diepte peilde recht naar beneden. Hij keek in de afgrond en voelde dat de afgrond in hem keek. De leegte, die zich voor zijn voeten opende, zag de leegte in hem. Hij werd overweldigd door zijn eigen falen. Hij voelde dat hij voor niets en niemand van waarde was. De aarde trok onweerstaanbaar aan hem en hij wilde haar in de armen vliegen.
Zo gebeurde het dat op die kraakheldere lentedag het gegakkel van de ganzen doorklieft werd door een ijle schreeuw. De opgeschrikte vogelaars zagen een gestalte over het hek springen en als een steen recht naar beneden storten. Een luid gekraak en daarna een plof. Even was er een oorverdovende stilte in het bos.
De gids liep langzaam naar beneden en vond de dode vogelaar tussen de meidoorns aan de voet van de toren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten