dinsdag 10 mei 2011

Wantrouw

Hij vertrouwde volledig op zichzelf. Alleen op zichzelf kon hij rekenen. Hij kende zichzelf goed en wist in alle omstandigheden zichzelf te blijven.

Hij ging altijd naar buiten in een lange, zwarte jas, ‘s winters van wol, ‘s zomers van linnen. Als er maar een zwak briesje opstak, zette hij zijn kraag overeind. Op zijn hoofd droeg hij een zwarte gleufhoed. Als de temperatuur het toeliet, droeg hij een sjaal, zwart.

Zijn verschijning was als een schaduw. Maar wel één die indruk maakte. Zijn stappen klonken zacht, alsof hij op sokken liep. Hij wikkelde de zool van zijn leren, zwarte, halfhoge schoenen van hak tot tenen bewust af. Hij wist zeker hoe hij elke stap zette.

En hij wist zeker hoe hij zich moest gedragen in elke situatie, zodanig dat hij meteen vergeten werd als de ander niet hem keek, terwijl hij een onuitwisbare indruk achterliet; als voetstappen in hard geworden beton.

Hij was kalm en bewoog als een rivier, traag maar onweerstaanbaar. Hij was volledig op zichzelf en duldde geen ander. Hij vertrouwde niemand.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten