dinsdag 15 maart 2011

Onverschillig

Hij is groot, blond en gespierd. Zijn onderarmen, die uit de opgerolde hemdsmouwen steken, tonen zijn kracht. Zijn ogen zijn helderblauw, zijn huid melkwit. Hij valt op. Maar niet alleen door zijn schoonheid.
Hij beweegt langzaam, loom eigenlijk, alsof hij over elke beweging nadenkt. Maar zijn bewegingen zijn niet gemaakt, ze zijn natuurlijk, authentiek.
Hij maakt een tevreden indruk. Hij heeft voortdurend een glimlach en gaat onaangedaan door het leven. Lijden heeft geen vat op hem. De aarde kan vergaan; hij zal het glimlachend aanzien. Hij is onkwetsbaar.
Hij is trots. Hij heeft niets gedaan en zal niets doen om erkend te worden door anderen. Hij is lui, maar hij is trots op zichzelf, om zichzelf. Hij is trots op zijn zijn.
De glimlach en de trots stoten af, maar toch voelen de meesten zich tot hem aangetrokken. Iedereen wil door hem gezien en aangesproken worden. Iedereen bemint hem, omdat iedereen wil zijn zoals hij, iedereen wil hem zijn. Dat maakt hem machtig zonder macht uit te oefenen.
Hij beschouwt het leven en zal nooit ingrijpen in, nee, zelfs nooit deelnemen aan hetgeen anderen doen. Hij laat zich niet dwingen en voelt geen drang om iets te worden of zich voor te doen als iets of iemand. Hij staat op zichzelf, temidden van de anderen. Hij is vrij zonder te vechten met zichzelf, met iets of met een ander.
Hij is onverschillig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten